Ga naar de inhoud

Solidariteit - Amsterdam 2024

Verslag: Workshop ‘(Over)leven na de welvaartsstaat’

(Zondag 29 januari; ongeveer 25 aanwezigen)
 
De welvaartsstaat wordt wegbezuinigd en de economische verhoudingen verharden zienderogen.

Steeds meer mensen moeten harder werken voor een leefbaar inkomen. Er is steeds minder tijd om naast werk of studie nog ‘idealistisch’ bezig te zijn. Het geld waarmee je vroeger een revolutionair project in je buurt kon steunen, gaat tegenwoordig naar de huisbaas omdat de huur de lucht in geschoten is.
Wat te doen? Zijn er methodes en technieken om (persoonlijk en collectief) rijker te worden? Heeft uitkeringsstrijd (nog wel) zin? Of zijn er andere manieren om middelen te vergaren. Hoe staat het met de moderne anti-armoede-beweging, en hoe revolutionair zijn voedselbanken?

Kees praat hierover met André van Vereniging Solidair, Maranke van Weggeefwinkel Amersfoort en Menno van De Vrije Arbeidskeuze Utrecht. (Een andere genodigde, Thijs van Flexmens, was helaas op het laatste moment verhinderd).

1. Solidair

Solidair is een struktuur van bedrijven, woonverenigingen, ideële organisaties en individuen die het wonen, werken en leven zoveel mogelijk in eigen hand wil nemen door de kracht van het samenwerken. Mensen hoeven niet afhankelijk te zijn van overheden, grote bedrijven of machtsbelangen. André laat aan de hand van een kort overzicht zien dat Solidair in zekere zin een voortzetting is van de coöperatieve beweging van begin van 20e eeuw en van de Werkbeweging van de jaren 70 uit diezelfde eeuw.
 
De organisatie bestaat uit ongeveer vijftig bedrijven, woonprojecten en maatschappelijke initiatieven en ruim honderd individuen legden geld in. Iedereen geeft gezamenlijk vorm en inhoud aan de solidaire economie. De bundeling van de aanwezige kennis, capaciteiten en financiële middelen creëert mogelijkheden die anders niet van de grond waren gekomen. Zo ondersteunt Solidair ook andere initiatieven, campagnes en bedrijven die sociaal duurzame doelen, een duurzame omgang met de natuur en collectieve investeringen nastreven. Dus: samenwerking in plaats van concurrentie en winst(uitkering).
 
Nu beperkt André zich tot de aangesloten bedrijven en wat Solidair voor startende bedrijven doet.
Bij de aangesloten ondernemingen gaat het voornamelijk om afzonderlijke eenspersoonsbedrijfjes, VOF’s (samenwerkende eenspersoonsbedrijfjes) en collectieven. Er is een aantal uitgangspunten:

  • er mag geen loonafhankelijkheid bestaan
  • deel van de winst moet worden afgedragen ten behoeve van collectieve investeringen.
    Voorbeelden daarvan zijn: leningen aan aangesloten bedrijven die in problemen verkeren; lagere adviestarieven; hulp bij acquisitieplanning; leningen aan opstartende bedrijfjes; een (pas opgezet) arbeidsongeschiktheidsfonds voor zo’n 20 mensen. – er wordt demokratische besloten over de besteding van het collectieve geld. – Solidair verwacht dat de verleende steun aan bedrijfjes later weer op de een of andere manier ’terugkomt’. – een deel van het collectieve vermogen wordt gebruikt als (niet- wederkerige) steun aan maatschappelijke initiatieven die zelf geen geld hebben (voorbeeld: aankoop en exploitatie van een opvanghuis voor verillegaliseerde asielzoeksters).

Grote bedrijven doen voornamelijk aan ‘Verantwoord Maatschappelijk Ondernemen’ vanuit overwegingen van window-dressing en zullen vele initiatieven niet of slechts onder onacceptabele voorwaarden willen ondersteunen. Netwerken van kleine bedrijfjes kunnen hierin ondanks hun beperkte vermogen wel voorzien. André geeft aan dat initiatiefnemers van demokratische, maatschappelijk verantwoorde projecten en campagnes voor steun ook zelf op bedrijfjes moeten afstappen. Samen kan dan besloten worden wat de meest zinnige besteding is.
 
Kees vraagt of de mensen van Solidair van dit werk kunnen leven en of de samenwerking ook leidt tot minder werk(uren). André: de acht Solidair-medewerkers verdienen iets meer dan het minimuminkomen en werken behalve een aantal betaalde uren ook voor een deel onbetaald (solidariteitsbijdrage). Wie meer dan 20 uur per week betaald werk levert, krijgt per uur minder uitbetaald.
 
Zijn linkse groepen nu méér dan voorheen geïnteresseerd in werk en bedrijven?
In Nederland is ‘winst’ is nog steeds een vies begrip binnen links en te weinig wordt gekeken naar soort bedrijf en maatschappelijk waarde. Dat heeft onder andere te maken met de voorheen relatief gemakkelijk verkrijgbare uitkeringen die onbetaald werken mogelijk maakte. In Duitsland is dat heel anders; men was daar al vroegtijdig gedwongen tot ‘jobben’ en het opzetten van kleine bedrijfjes en netwerken.
 
Zijn er beperkingen van collectiviteit door schaalgrootte? In principe niet. Maar uitgangspunt moet blijven dat de demokratische besluitvorming blijft funktioneren. Een bepaalde omvang kan daarvoor een belemmering zijn. Demokratische besluitvormingsmodellen kunnen in zijn ogen basisdemokratisch maar ook sociocratisch zijn. Bij de vereniging Verandering (waarvan Solidair een onderdeel is) speelt schaalgrootte een belangrijke rol, omdat de vereniging van de deelnemers een bepaalde betrokkenheid verwacht.
 
Kan het (toekomstige) EU-beleid op gebied van diensten belemmerend werken?
Nee, doordat er contributie geheven wordt, is er geen gevaar dat Solidair beschuldigd wordt van valse concurrentie. En de toepassing van lagere tarieven is vrijwillig; er is geen sprake van ‘gedwongen winkelnering’.
 
Contactadres:
info AT solidair.nl
www.solidair.nl

2. Weggeefwinkel Amersfoort

Maranka geeft een kort overzicht over het ontstaan. Sinds 2003 is er in Amersfoort een weggeefwinkel.
Na een eerder donatieverzoek van het toenmalige Autonoom Centrum werd in korte tijd een overvloed aan meubels afgegeven. Dat maakte de potentie van een weggeefwinkel duidelijk: er zijn blijkbaar voldoende mensen die te veel aan goederen hebben terwijl bekend is dat vele anderen tekorten hebben. Door uitruil kan enige nivellering ontstaan. En het voorkomt in zekere mate dat mensen meer uren moeten werken om bepaalde goederen aan te kunnen kopen. Om de weggeefwinkel te vestigen werd in een volkswijk een pand gekraakt. Na onderhandelingen met de eigenaar, de gemeente, kreeg de groep gratis de beschikking over een ander pand. De mensen uit de winkelgroep doen elders betaald werk, soms zelfs full-time. Daardoor is de winkel alleen ’s zaterdags geopend.
 
Volgens Maranke heeft de weggeefgedachte tijd nodig om ‘door te werken’. Zo was er in het begin enige onwennigheid en gêne was bij bezoekers. Sommigen drukten toch wat geld in de hand van de winkeliers om het meenemen van goederen aanvaardbaar te maken voor zichzelf. (Daarom werd er bij de ingang een collectebus neergezet, hetgeen strijdig is met de weggeefwinkel-uitgangspunten). Verder probeerde een wijkbewoner in de winkel ‘zaken’ te doen door zijn eigen goederen te koop aan te bieden bij bezoekers. Een groeiend vertrouwen dat je kunt geven maar ook ontvangen zonder tussenkomst van geld kan dit voorkomen.
 
Vanuit de zaal wordt de direkte relatie tussen werk en inkomen in dit verband betwijfeld. Maranke herhaalt dat volgens haar gratis goederen de noodzaak tot meer werkuren vermindert. Ook heeft de inspiratie van het weggeven en gratis ophalen uitwerking op een ander vlak: zo komt het in de winkel regelmatige tot spontane LETS-afspraken (uitwisseling van gratis, onderlinge dienstverlening). Volgens André bieden weggeefwinkels (en voedselbanken) enige verlichting en tonen ze aan dat men anders kan omgaan met bezits-en werkverhoudingen. Desondanks zijn ze geen strukturele oplossing voor het kapitalisme. Een betere verdeling van welvaart blijft nodig.
 
Maranke geeft aan dat weggeefwinkels – anders dan voedselbanken die slechts armen bedienen en een afhankelijkheidsrelatie instand houden – ook bezoekers trekken die niet behoeftig zijn en zo de weggeefgedachte ter harte kunnen nemen. Zo komen er veel boekliefhebbers af op de boekenvoorraad.
Zowel Maranke als Andre vinden dat elkaars initiatieven geen concurrenten zijn (in de zin dat je beter het een dan het ander kunt doen), eerder aanvullingen op elkaar.
 
Verder ontstaan er door weggeefwinkels ook dergelijke initiatieven in andere steden. Het aantal weggeefwinkels is in korte tijd enorm gegroeid. Vanuit de zaal wordt de suggestie gedaan om het logo van de verenigde weggeeefwinkels te beschermen om zo het onderscheid met andersoortige initiatieven duidelijk te maken. Zo is er de goederenbank in Den Haag, een gemeentelijk inititief met een hierarchische en uitsluitend karakter dat zich echter wel presenteert als ‘weggeefwinkel’.
 
Voor de adressen van de weggeefwinkels, zie: www.talk2000.nl/mediawiki/index.php/Weggeefwinkels.nl#Adreslijst

3. De Vrije Arbeidskeuze

Kees brengt de veelzijdige en intensieve uitkeringsstrijd van weleer in herinnering. Zoals de heftige akties in Nijmegen rondom de voordeurdelerskorting van begin jaren 80 van de vorige eeuw. Er is nu echter geen sprake meer van een uitkeringsstrijd, ondanks dat de Bijstand min of meer opgeheven is. De vraag doet zich (weer) voor: moeten we de welvaartsstaat verdedigen?
 
Volgens Menno wordt het meedoen aan de kapitalistische orde iedereen opgedrongen. Het kapitalisme pakt alle culturen af en verplicht tot het doen van werk dat niet bij je past of dat je verafschuwt. Daarbij legt de staat sankties op werkweigering. De Vrije Arbeidskeuze vindt dit onzin en wil het recht op basisinkomen bevechten. Ze wijst de sollicitatieplicht af.
 
Menno was een van de mensen die in 2000 een basisinkomen aanvroeg op politieke gronden. De groep voerde vervolgens een jaar lang aktie voor vrijheid van arbeidskeuze en voor zelfbeschikking over inkomen en leven. Iedereen zou moeten kunnen leven, ongeacht wat voor werk iemand doet (betaald of onbetaald), en ongeacht of iemand werkt. Een wereldwijd (basis)inkomen voor iedereen dus! Zonder sollicitatie-, reïntegratie- en andere mitsen en maren. Dan kan iedereen ongehinderd haar of zijn tijd besteden aan dingen die diegene echt raken.
 
De vraag wordt gesteld wat hij verwacht van het ‘bewerken’ van ’traditionele’ belangenbehartigers als vakbonden. Niet veel. Eerst zouden die moeten erkennen dat betaald werk vaak niet nuttig, maar juist schadelijk is voor mens en milieu zowel in het Westen als ook (indirekt) in lagelonenstreken. Niemand zich zou moeten kunnen verschuilen achter “ik doe dit werk om brood op de plank te hebben”. Niet alleen goede arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen zijn het waard om voor te vechten maar ook bijvoorbeeld weigering van schadelijk werk, veganisme en andere maatschappelijke doelen.
 
Waarom de belastingbetaler laten opdraaien voor een uitkering en niet zelf een leefbaar economisch project opzetten? Menno erkent dat je op deze manier afhankelijk bent van de staat. Dat is inderdaad een moreel bezwaar maar de minst slechte optie. Hij vindt het de moeite waard om zo lang mogelijk geld te halen uit het ‘systeem’. Daarbij is niet iedereen in de wieg gelegd om bedrijfjes op te zetten rondom ‘verantwoord’ werk en daarvan te leven. Iemand in de zaal komt met het voorbeeld van een faciliterend bedrijf voor kunstenaars en artiesten. Op slimme wijze is een constructie bedacht om inkomen veilig te stellen. Ook in Duitsland zijn na de drastische herstruktruring van het sociale systeem (‘Hartz 4’ en de ‘1 Euro- jobs’ !) slimme oplossingen bedacht of collectieve strukturen opgezet om te overleven.
 
In de loop van de diskussie is het perspectief van het basisinkomen ondergesneeuwd. Menno erkent dat dat onterecht is. In principe zou iedereen recht moeten hebben op een basisinkomen, terwijl het uitkeringsrecht beperkt is tot mensen die kunnen bogen op een bepaald arbeidsverleden. Een soort Tobin-tax (belastingheffing op bepaalde financiële transacties) zou kunnen zorgen voor de financiering van een basisinkomen en daarmee iedereen in staat stellen het eigen leven vorm en inhoud te geven (bijvoorbeeld door onderlinge uitwisseling van vrijwillige, gratis dienstverlening).
 
Meer informatie:
www.vrije-arbeidskeuze.nl
 
 
Conclusies aan het eind van deze workshop:
“Centraal staat de strijd voor een sociaal rechtvaardige en solidaire maatschappij. Zowel ideeën voor alternatieven als concrete projecten brengen zo’n maatschappij dichterbij”. En: “Bestaande alternatieven moeten zichtbaar gemaakt worden zodat ze een grotere rol kunnen spelen”. Wat dit laatste betreft: Voor de Verandering is bezig met de voorbereiding voor een internet-portal hiervoor (eind 2006 klaar). (Zie website Voor de verandering: www.globalternatives.nl)v